Pays-Bas

CONVENTION

entre le royaume de Belgique et le royaume des Pays-Bas instituant une Union de la langue néerlandaise

Fait à Bruxelles, le 9 septembre 1980


Belgique

Verdrag tussen het Koninkrijk België
en het Koninkrijk der Nederlanden
inzake de Nederlandse Taalunie

ondertekend te Brussel op 9 september 1980

Texte du traité

(La version française n'est pas un texte officiel, mais une simple traduction)

Zijne Majesteit de Koning der Belgen

en

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

Zich bewust van het belang van de Nederlandse taal voor de samenleving in Hun landen;

Zich ervan bewust dat de overheden van Hun landen samen medeverantwoordelijk zijn voor de Nederlandse taal als instrument van maatschappelijk verkeer en als uitdrukkingsmiddel van wetenschap en letteren, alsmede voor de vaardigheid in het gebruik ervan;

Ervan overtuigd dat grotere bekendheid met de Nederlandse taal en letteren in het buitenland zal leiden tot meer waardering voor de Nederlandse cultuur;

Ervan overtuigd dat de gemeenschappelijke zorg voor de Nederlandse taal de banden tussen de Nederlandstaligen in Hun landen zal versterken;

Erkennend dat het Verdrag betreffende de culturele en intellectuele betrekkingen tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden, dat op 16 mei 1946 tussen Hun landen is gesloten, de onderlinge betrekkingen in grote mate heeft bevorderd en mede heeft geleid tot een hechtere samenwerking tussen de Nederlandstaligen in Hun landen;

Verlangend, in het licht van het voorgaande, aan Hun samenwerking op het gebied van de Nederlandse taal een meer institutioneel karakter te geven;

Hebben besloten tot de instelling van een unie op het gebied van de Nederlandse taal en hebben hiertoe als Hun gevolmachtigden aangewezen:

Zijne Majesteit de Koning der Belgen:

Zijne Excellentie de Heer Ch.-F.Nothomb, Minister van Buitenlandse Zaken;

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

Zijne Excellentie de Heer D.F. van der Mei, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken;

Die, na hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten te hebben overgelegd, het volgende zijn overeengekomen:

Hoofdstuk I

Doel en inhoud

Artikel 1

Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden stellen bij dit Verdrag de Nederlandse Taalunie in (hierna te noemen de Taalunie)

Artikel 2

1)
De Taalunie heeft tot doel de integratie van Nederland en de Nederlandse gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin.

2) Tot dit gebied behoren: de taal en letteren als onderwerp van wetenschap, de letteren als vorm van kunst, de taal als communicatiemiddel van de wetenschappen, de taal als medium van de letteren, het onderwijs van de taal en van de letteren en, meer in het algemeen, de taal als instrument van maatschappelijk verkeer.

Artikel 3

Tot de doelstellingen van de Taalunie behoren:

A. de gemeenschappelijke ontwikkeling van de Nederlandse taal;
B. de gemeenschappelijke bevordering van de kennis en het verantwoorde gebruik van de Nederlandse taal;
C. de gemeenschappelijke bevordering van de Nederlandse letteren;
D. de gemeenschappelijke bevordering van de studie en verspreiding van de Nederlandse taal en letteren in het buitenland.

Artikel 4

De Hoge Verdragsluitende Partijen besluiten tot:

A. de oprichting en de instandhouding van gemeenschappelijke instellingen voor de verwezenlijking van doelstellingen en maatregelen die in dit Verdrag zijn overeengekomen;

B. het gemeenschappelijk bepalen van de officiële spelling en spraakkunst van de Nederlandse taal;

C. het gemeenschappelijk bepalen van een gelijke terminologie ten behoeve van wetgeving en officiële publikaties;

D. het voeren van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot particuliere initiatieven op het gebied van woordenboeken, woordenlijsten en grammatica's;

E. het gemeenschappelijk bepalen van de toetsstenen voor het behalen van het 'Getuigschrift Nederlands als Vreemde Taal' en het gezamenlijk toekennen van het Getuigschrift;

F. het voeren van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de Nederlandse taal en letteren in internationaal verband, in het bijzonder in de Europese Gemeenschappen;

G. het plegen van overleg, wanneer in hun betrekkingen tot derde landen of tot internationale instellingen of bijeenkomsten de belangen van de Nederlandse taal of de doelstellingen van dit Verdrag in het geding zijn.

Artikel 5

De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen bovendien, waar zij dit nodig achten, gezamenlijk:

A. het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de Nederlandse taal en letteren alsmede de ontwikkeling van de Nederlandse letteren aanmoedigen, daarbij inbegrepen het uitgeven en het verspreiden van boeken;

B. het onderwijs in de Nederlandse taal en letteren bevorderen en ernaar streven dat daarbij wordt uitgegaan van de eenheid van de taal en de gemeenschappelijkheid van de letteren;

C. streven naar een verantwoord gebruik van de Nederlandse taal, in het bijzonder in het onderwijs en in het ambtelijk verkeer;

D. op het gebied van de massamedia initiatieven aanmoedigen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Taalunie beogen;

E. de instelling van databanken op het gebied van de terminologie en het opstellen van woordenlijsten bevorderen;

F. het onderwijs in de Nederlandse taal, letteren en cultuurgeschiedenis in het buitenland bevorderen of organiseren;

G. de verspreiding in het buitenland van de Nederlandse letteren, al of niet in vertaling, aanmoedigen;

H. particuliere initiatieven die tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Taalunie kunnen bijdragen, aanmoedigen.

Hoofdstuk II

Organen

Artikel 6

De organen van de Taalunie zijn:

A. het Comité van Ministers;
B. de Interparlementaire Commissie;
C. de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren;
D. het Algemeen Secretariaat.

Artikel 7

Het Comité van Ministers bepaalt het beleid van de Taalunie.

Het draagt zorg voor de uitvoering van dit Verdrag met het oog op de verwezenlijking van de daarin vervatte doelstellingen.

Het doet aanbevelingen en stelt maatregelen vast ten behoeve van de uitvoering van dit Verdrag onder de erin aangegeven voorwaarden.

Het houdt toezicht op de uitvoering van zijn besluiten.
Het is met name bevoegd tot het sluiten van de in artikel 20 bedoelde associatieovereenkomsten.

In alle zaken de Taalunie betreffende wint het Comité van Ministers het advies in van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren.

Het Comité van Ministers stelt de Statuten van de Raad vast.

Artikel 8

1) Ieder van de Hoge Verdragsluitende Partijen wijst ten minste twee leden van de regering aan om zitting te nemen in het Comité van Ministers. Bij voorkeur komen die leden van de regering in aanmerking die belast zijn met de zorg voor onderwijs en cultuur.

2) Ieder van de Hoge Verdragsluitende partijen kan, telkens als zij het gewenst acht, andere leden van haar regering uitnodigen aan de vergaderingen deel te nemen.

3) Ieder van de Hoge Verdragsluitende Partijen beschikt over één stem.

Artikel 9

1) Het Comité van Ministers komt ten minste éénmaal per jaar bijeen.In dringende gevallen komt het bijeen op verzoek van de regering van één van de Hoge Verdragsluitende Partijen.

2) De vergaderingen van het Comité van Ministers worden beurtelings door een Belgisch en een Nederlands lid voorgezeten, ongeacht de plaats van de vergadering.

Artikel 10

1) De Interparlementaire Commissie is bevoegd te beraadslagen over alle zaken die op de Taalunie betrekking hebben en zich daarover tot het Comité van Ministers te richten.

2) De Interparlementaire Commissie regelt zelf haar werkzaamheden.

Artikel 11

De Interparlementaire Commissie bestaat uit ten minste veertien leden, van wie de helft wordt gekozen uit en door de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap in België en de andere helft uit en door de Staten-Generaal in Nederland.

Artikel 12

De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, hierna genoemd de Raad, heeft tot taak:

A. desgevraagd of uit eigen beweging aan het Comité van Ministers adviezen uit te brengen en maatregelen voor te stellen met betrekking tot de doelstellingen en beleidsvoornemens in artikel 2, 3, 4 en 5 genoemd;

B. alle verdere werkzaamheden en taken te verrichten die voortvloeien uit zijn Statuten.

Artikel 13

De samenstelling en de werkwijze van de Raad worden geregeld in zijn Statuten.

Artikel 14

1) Het Algemeen Secretariaat is het beleidsvoorbereidend en beleidsuitvoerend orgaan van de Taalunie. Het staat ten dienste van het Comité van Ministers, van de Raad en desgewenst van de Interparlementaire Commissie.

Gehoord de Raad, stelt het Comité van Ministers regelen vast voor de wijze waarop het Algemeen Secretariaat zijn werkzaamheden ten dienste van deze organen verricht.

2) Het Algemeen Secretariaat bestaat uit de Algemeen Secretaris en zijn medewerkers. De Algemeen Secretaris is van Nederlandse of Belgische nationaliteit. De Algemeen Secretaris of een door hem aangewezen vertegenwoordiger woont de vergaderingen van de in het eerste lid genoemde organen bij, tenzij het desbetreffende orgaan anders beslist. Hij heeft daarin een raadgevende stem.

3) Gehoord de Raad, stelt het Comité van Ministers de personeelssamenstelling en de rechtspositie van het personeel van het Algemeen Secretariaat vast.

4) Het Comité van Ministers benoemt, schorst en ontslaat de Algemeen Secretaris, gehoord de Raad.Het bepaalt diens salaris, pensioen, toelagen en andere arbeidsvoorwaarden.

5) Met inachtneming van de bepaling in het derde lid benoemt, schorst en ontslaat de Algemeen Secretaris het overige personeel van het Algemeen Secretariaat, een en ander volgens nader door het Comité van Ministers, de Raad gehoord, te stellen regelen.

Artikel 15

De zetel van de Taalunie is gevestigd op een door het Comité van Ministers te bepalen plaats.

Artikel 16

1) De Taalunie bezit rechtspersoonlijkheid. Zij geniet op het grondgebied van ieder van de Hoge Verdragsluitende Partijen dezelfde rechtsbevoegdheid als door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend, voor zover deze nodig is voor de uitoefening van haar taak en voor het verwezenlijken van haar doelstellingen. In het bijzonder kan zij contracten naar burgerlijk recht sluiten, onroerende en roerende goederen verwerven en vervreemden, particuliere en openbare gelden ontvangen en uitgeven, alsmede in rechte optreden. De Taalunie wordt hiertoe door de Algemeen Secretaris vertegenwoordigd.

2) De voorrechten en immuniteiten welke nodig zijn voor de uitoefening van de functies en voor het bereiken van de doelstellingen van de Taalunie worden vastgelegd in een tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen te sluiten Protocol.

Hoofdstuk III

Geldmiddelen

Artikel 17

1) De Hoge Verdragsluitende Partijen verstrekken de Taalunie de voor de uitvoering van haar taak benodigde financiële middelen in een zodanige verhouding dat België éénderde en Nederland tweederde van de kosten betaalt.

2) Het Comité van Ministers heeft de bevoegdheid in daartoe aanleiding gevende gevallen hiervan af te wijken.
Het Comité van Ministers stelt de begroting van de Taalunie en de regelen omtrent het financiële beheer vast.

Hoofdstuk IV

Slotbepalingen

Artikel 18

Elk geschil tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van het Verdrag, dat niet door onderhandelingen kan worden opgelost, zal worden voorgelegd aan een arbitragecommissie waarvan de samenstelling door het Comité van Ministers wordt bepaald.

Artikel 19

1) Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is de werking van dit Verdrag beperkt tot het Rijk in Europa.

2) De werking van dit Verdrag kan worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen door middel van een diplomatieke notawisseling.

Artikel 20

Onder voorbehoud van voorafgaande goedkeuring van de Hoge Verdragsluitende Partijen kunnen andere Staten die aan activiteiten van de Taalunie wensen mede te werken, met de Taalunie een associatieovereenkomst sluiten. De overeenkomst bepaalt de vormen en voorwaarden van deze samenwerking.

Artikel 21

1) Het Verdrag wordt gesloten voor onbepaalde tijd.

2) Ieder van de Hoge Verdragsluitende Partijen kan te allen tijde, na verloop van tien jaar na de dag waarop het Verdrag in werking is getreden, aan de andere Hoge Verdragsluitende Partij schriftelijk kennisgeving doen van haar besluit het Verdrag te beëindigen. De opzegging wordt van kracht twaalf maanden na de dag van ontvangst van deze kennisgeving door de andere Hoge Verdragsluitende Partij.

Artikel 22

Het comité van Ministers kan de Hoge Verdragsluitende Partijen aanbevelingen doen tot wijziging van dit Verdrag.

Artikel 23

1) Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging zullen te 's-Gravenhage worden uitgewisseld.

2) Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgende op de dag van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

Ten blijke waarvan de gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 9 september 1980, in tweevoud, in de Nederlandse taal.

Voor het Koninkrijk België: Charles F. Nothomb
Voor het Koninkrijk der Nederlanden: D.F. van der Mei.

Sa Majesté le roi des Belges

et

Sa Majesté la reine des Pays-Bas:

Conscients de l'importance de la langue néerlandaise pour les collectivités et leurs pays respectifs;

Conscients de ce que les autorités de leurs pays ont une responsabilité commune à l'égard de la langue néerlandaise en tant qu'instrument des relations sociales et moyen d'expression pour les sciences et les lettres, ainsi qu'à l'égard du bon usage de la langue néerlandaise;

Convaincus de ce qu'une meilleure connaissance de la langue et des lettres néerlandaises à l'étranger contribuera à mieux faire apprécier la culture néerlandaise;

Convaincus de ce que le souci commun de la langue néerlandaise raffermira les liens entre les néerlandophones de leurs pays respectifs;

Reconnaissant que la Convention sur les relations culturelles et intellectuelles entre le royaume de Belgique et le royaume des Pays-Bas, conclue entre leur pays le 16 mai 1945, a considérablement encouragé les échanges et a en outre mené à une coopération plus étroite entre les néerlandophones de leurs pays respectifs;

Désirant, à la lumière de ce qui précède, conférer à leur coopération dans le domaine de la langue néerlandaise un caractère plus institutionnel;

Ont décidé de créer une union dans le domaine de la langue néerlandaise et ont à cette fin désigné leurs plénipotentiaires:

Sa Majesté le roi des Belges:

S.E.M. Ch. F. Nothamb, ministre des Affaires étrangères

Sa Majesté la reine des Pays-Bas:

S.E.M. D. F. van der Mei, secrétaire d'État aux Affaires étrangères

Lesquels, après s'être communiqué leurs pleins pouvoirs, trouvés en bonne et due forme, sont convenus de ce qui suit:

CHAPITRE I

But et contenu

Article 1er

Le royaume de Belgique et le royaume des Pays-Bas, par la présente Convention, créent l'Union de la langue néerlandaise (Taalunie) ci-après dénommée l'Union linguistique.

Article 2

1) L'Union linguistique a pour but d'intégrer, au sens le plus large du terme les Pays-Bas et la Communauté néerlandaise de Belgique dans le domaine de la langue et des lettres.

2) Ce domaine comprend la langue et les lettres comme objets d'étude scientifique, les lettres en tant qu'art, la langue en tant que moyen d'expression des sciences, la langue en tant que support des lettres, l'enseignement de la langue et des lettres, et plus généralement, la langue en tant que véhicule des relations sociales.

Article 3

Les objectifs de l'Union linguistique sont notamment:

A. De coopérer dans le perfectionnement de la langue néerlandaise;
B. De coopérer pour promouvoir la connaissance et l'usage de la langue néerlandaise;
C. De coopérer pour promouvoir les lettres néerlandaises;
D. De coopérer pour promouvoir l'étude et la diffusion de la langue et des lettres néerlandaises à l'étranger.

Article 4

Les Hautes Parties contractantes décident:

A. De créer et maintenir des institutions communes en vue de la réalisation des objectifs et des mesures arrêtées dans la présente convention;

B. De fixer en commun l'orthographe et la grammaire officielles de la langue néerlandaise;

C. De fixer en commun une terminologie uniforme pour la législation et les publications officielles;

D. De mener une politique commune à l'égard des initiatives privées dans le domaine des dictionnaires, glossaires et grammaires;

E. De fixer en commun les critères d'obtention du certificat attestant de la connaissance du néerlandais, intitulé «Getuigschrift Nederlands als Vreemde Taal», et d'octroyer en commun ledit certificat;

F. De mener une politique commune à l'égard de la langue et des lettres néerlandaises dans le contexte international et en particulier dans le cadre des Communautés européennes;

G. De se consulter lorsque l'intérêt de la langue néerlandaise ou les objectifs de la présente Convention seront mis en jeu, soit dans leurs rapports avec des pays tiers, soit dans le cadre d'institutions ou de réunions internationales.

Article 5

En outre, les Hautes Parties contractantes, lorsqu'elles le jugeront nécessaires, agiront en commun:

A. Pour encourager la recherche scientifique dans le domaine de la langue et des lettres néerlandaises, ainsi que l'épanouissement des lettres néerlandaises, y compris la publication et la diffusion de livres;

B. Pour promouvoir l'enseignement de la langue et des lettres néerlandaises et faire en sorte que cet effort s'appuie sur l'unité de langue et sur la communauté des lettres;

C. Pour prôner un emploi judicieux de la langue néerlandaise, en particulier dans l'enseignement et dans l'administration;

D. Pour encourager, au niveau des média, les initiatives qui visent à la réalisation des objectifs de l'Union linguistique;

E. Pour encourager, dans le domaine de la terminologie, la mise sur pied de banques de données et la création de glossaires;

F. Pour encourager ou organiser la diffusion à l'étranger l'enseignement de la langue, des lettres et de l'histoire de la culture néerlandaise;

G. Pour encourager la diffusion à l'étranger des Lettres néerlandaises, même sous forme de traductions;

H. Pour encourager les initiatives privées pouvant contribuer à la réalisation des objectifs de l'Union linguistique.

CHAPITRE II

Organismes

 

Article 6

Les organes de l'Union linguistique sont:

A. Le Comité des ministres;
B. La Commission interparlementaire;
C. Le Conseil de la langue et des lettres néerlandaises;
D. Le secrétaire général

Article 7

Le Comité des ministres détermine la politique de l'Union linguistique.

Il veille à l'application de la présente Convention en vue de la réalisation des objectifs qui y sont spécifiés.

Il émet des recommandations et fixe des mesures en vue de l'application de la Convention conformément aux conditions qui y sont énoncées.

Il surveille l'application de ses arrêtés. Il est en autres habilité à conclure des accords d'association comme prévu à l'article 20.

En toutes matières qui concernent l'Union linguistique, le Comité des ministres recueille l'avis du Conseil de la langue et des lettres néerlandaises.

Le Comité des ministres fixe les statuts du Conseil.

Article 8

1) Chacune des Hautes Parties contractantes désigne au moins deux ministres du gouvernement pour siéger au Comité des ministres, la préférence allant à ceux des membres du gouvernement qui sont chargés de l'enseignement et de la culture.

2) Chacune des Hautes Parties contractantes peut, chaque fois qu'elle le juge nécessaire, inviter d'autres membres du gouvernement à participer aux réunions.

3) Chacune des Hautes Parties contractantes dispose d'une voix.

Article 9

1) Le Comité des ministres se réunit au moins une fois l'an. Dans les cas d'urgence, il se réunit sur la demande du gouvernement d'une des Hautes Parties contractantes.

2) Les réunions du Comité des ministres sont présidées à tour de rôle par un membre belge et par un membre néerlandais, indépendamment du lieu de la réunion.

Article 10

1) La Commission interparlementaire est habilitée à débattre sur toutes questions relatives à l'Union linguistique, et à saisir le Comité des ministres desdites questions.

2) La Commission interparlementaire fixe elle-même les règles de son fonctionnement.

Article 11

La Commission interparlementaire comprend au moins quatorze membres, qui sont pour moitié désignés par le Conseil culturel de la Communauté culturelle néerlandaise de Belgique et pour moitié pour les États généraux des Pays-Bas, parmi leur membres respectifs.

Article 12

Le Conseil de la langue et des lettres néerlandaises, ci-après dénommé le Conseil, a pour mission:

A. Soit sur requête, soit de sa propre initiative, de donner des avis au Comité des ministres et de proposer des mesures en rapport avec les objectifs visés aux articles 2, 3, 4 et 5.

B. D'exercer toutes les activités et d'accomplir toutes les tâches qui découlent de ses Statuts.

Article 13

La composition et le fonctionnement du Conseil de la langue et des lettres néerlandaises sont régis par ses Statuts.

Article 14

1) Le Secrétariat général est l'organe chargé d'élaborer et de mettre en oeuvre la politique de l'Union linguistique. Il est au service du Comité des ministres, du Conseil et si nécessaire de la Commission interparlementaire.

Sur avis du Conseil, le Comité des ministres fixe les règles à suivre par le Secrétariat général dans ses activités au service des institutions précitées.

2) Le Secrétariat général est constitué par le secrétaire général et ses collaborateurs. Le secrétaire général est de nationalité belge ou néerlandaise. Le secrétaire général ou un représentant désigné par lui assiste aux réunions des organes mentionnés au premier paragraphe, à moins que l'organe intéressé n'en décide autrement. Il y dispose d'une voix consultative.

3) Sur avis du Conseil, le Comité des ministres fixe le cadre et le statut juridique du personnel du Secrétariat général.

4) Sur avis du Conseil, le Comité des ministres nomme, suspend et révoque le secrétaire général.

Il détermine le traitement, la pension et les allocations, ainsi que les autres conditions de travail.

5) Compte tenu des dispositions du troisième paragraphe, le secrétaire général nomme, suspend et révoque le personnel du Secrétariat général selon des règles à établir par le Comité des ministres, sur avis du Conseil.

Article 15

Le siège de l'Union linguistique sera établi en un lieu à déterminer par le Comité des ministres.

Article 16

1) L'Union linguistique jouit de la personnalité juridique. Sur le territoire de chaque Haute Partie contractante, elle jouit, à titre égal, de la capacité juridique que la législation nationale accorde aux personne juridiques, pour autant que ce statut soit nécessaire à l'accomplissement de sa mission et à la réalisation de ses objectifs. Elle peut notamment conclure des contrats de droit civil, acquérir et aliéner des bien meubles et immeubles, recueillir et distribuer des fonds privés ou publics, ainsi qu'ester en justice. À cette fin, l'Union linguistique est représentée par le secrétaire général.

2) Les privilèges et immunités nécessaires à l'exercice des fonctions et à la réalisation des objectifs de l'Union linguistique seront fixés dans un protocole à conclure entre les Hautes Parties contractantes.

CHAPITRE III

Moyens financiers

Article 17

1) Les Hautes Parties contractantes fournissent à l'Union linguistique les moyens financiers nécessaires à l'accomplissement de sa mission à raison d'un tiers des frais pour la Belgique et de deux tiers pour les Pays-Bas.

2) Le Comité des ministres peut, lorsque les circonstances le justifient, déroger à ce principe. Le Comité des ministres fixe le budget et le règlement de la gestion financière de l'Union linguistique.

CHAPITRE IV

Dispositions finales

Article 18

Tout différend entre les Hautes Parties contractantes concernant l'interprétation ou l'application de la Convention, qui ne pourra être résolu par voie de négociations, sera soumis à une commission d'arbitrage dont le Comité des ministres fixera la composition.

Article 19

1) En ce qui concerne le royaume des Pays-Bas, la présente Convention s'appliquera uniquement au territoire en Europe.

2) Le champ d'application de la présente Convention pourra être étendu aux Antilles néerlandaises au moyen d'un échange de notes diplomatiques.

Article 20

Sous réserve de l'approbation susvisée par les Hautes Parties contractantes, d'autres États qui souhaiteraient collaborer aux activités de l'Union linguistique, pourront conclure un accord d'association avec celle-ci. Ledit accord détermine les formes et modalités de la coopération en question.

Article 21

1) La Convention est conclue pour une durée indéterminée.

2) Chacune des Parties contractantes peut à tout moment, au terme d'une période de dix ans à compter de la date de l'entrée en vigueur de la Convention, notifier par écrit à l'autre Partie contractante sa décision de mettre fin à la Convention. La dénonciation prendra effet douze mois après la date de la réception de la notification par l'autre Haute Partie contractante.

Article 22

Le Comité des ministres peut donner des recommandations aux Hautes Parties contractantes en vue de modifier la présente Convention.

Article 23

1) La présente Convention sera soumise à ratification. Les instruments de ratification seront échangées à Bruxelles, le...

2) La Convention entrera en vigueur le premier jour du troisième mois suivant la date de l'échange des instruments de ratification.

En foi de quoi les plénipotentiaires ont signé la présente Convention.

Fait à Bruxelles, le 9 septembre 1980,

 

 

Page précédente

Pays-Bas - Belgique

Accueil: aménagement linguistique dans le monde