WET van 15 september 2005, houdende regels over de verplichting om
bij de overheidsorganen, bij de uit de openbare kas bekostigde
onderwijsinstellingen, alsmede bij de examens waarvoor wettelijke
voorschriften zijn vastgesteld, de schrijfwijze van de Nederlandse taal
te volgen, waartoe de Nederlandse Taalunie beslist (Spellingwet)
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet
van 14 februari 1947 (Stb. 1947, H 52) over de spelling van de
Nederlandse taal te vervangen door een eenvoudiger wet, die geen
spellingregels meer bevat, maar waarin het voorschrift om bij de
overheidsorganen, bij de uit de openbare kas bekostigde
onderwijsinstellingen en bij de examens waarvoor wettelijke
voorschriften zijn vastgesteld, de spellingregels te volgen van de
Nederlandse Taalunie direct gekoppeld is aan die spellingregels;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a. Comité van Ministers: het orgaan, bedoeld in artikel 6, onder a, van
het op 9 september 1980 tot stand gekomen Verdrag inzake de Nederlandse
Taalunie (Trb. 1980, 147);
b. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Artikel 1a
Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba.
Artikel 2
1) De schrijfwijze van de Nederlandse taal waartoe het Comité van
Ministers beslist, wordt gevolgd bij de overheidsorganen, bij de uit de
openbare kas bekostigde onderwijsinstellingen, alsook bij de examens
waarvoor wettelijke voorschriften zijn vastgesteld.
2) Onder een overheidsorgaan als bedoeld in het eerste lid wordt
verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is
ingesteld, of
b. een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.
Artikel 3
1) Iedere beslissing van het Comité van Ministers betreffende de
schrijfwijze van de Nederlandse taal treedt voor de toepassing van deze
wet in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de
Staatscourant waarin Onze Minister die beslissing bekendmaakt, tenzij
Onze Minister met het oog op de belangen van het onderwijs daarbij een
later tijdstip van inwerkingtreding vaststelt.
2) Onze Minister maakt een beslissing als bedoeld in het eerste lid
terstond bekend in de Staatscourant.
3) Indien een beslissing als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft
of mede betrekking heeft op een lijst met woorden, kan Onze Minister in
afwijking van het tweede lid die lijst bekendmaken door terinzagelegging.
Van een terinzagelegging wordt door Onze Minister terstond mededeling
gedaan in de Staatscourant.
Artikel 4
1) Op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, geldt als
schrijfwijze van de Nederlandse taal de schrijfwijze waartoe het Comité
van Ministers op 21 maart 1994, 24 oktober 1994 en 25 september 1995
heeft beslist. 2) Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing op een beslissing van het
Comité van Ministers betreffende de schrijfwijze van de Nederlandse taal,
die na 25 september 1995 maar voor het tijdstip van inwerkingtreding van
deze wet is genomen. Artikel 5
De wet van 14 februari 1947, houdende voorschriften met betrekking tot
de schrijfwijze van de Nederlandsche taal (Stb. H52), wordt ingetrokken.
Artikel 6
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 7
Deze wet wordt aangehaald als: Spellingwet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ’s-Gravenhage, 15 september 2005
BEATRIX De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.J.A. van der Hoeven
Uitgegeven de eenentwintigste februari 2006 De Minister van Justitie,
J.P.H. Donner |
Loi du 15 septembre 2005 fixant les règles sur l'obligation pour
les autorités publiques, dans le cas des établissements d'enseignement financés par
le Trésor public, ainsi que pour les examens pour lesquels des règlements sont adoptés et
sur le respect de l'orthographe du néerlandais qui doit être
décidée par l'Union de la langue néerlandaise (Loi sur l'orthographe)
Nous Beatrix, par la grâce de Dieu, reine des Pays-Bas, princesse
d'Orange-Nassau, etc.
Pour tous ceux qui ont vu ou
entendu, salut! Nous faisons connaître:
Attendu que Nous avons estimé qu'il était souhaitable que la loi du 14
février 1947 (Staatsblad 1947, H 1952) relative à l'orthographe de la
langue néerlandaise soit remplacée par une loi simplifiée qui ne
contient plus de règles d'orthographe, mais où les exigences pour les
organismes publics, dans le cas des établissements d'enseignement publics, et
dans les examens pour
lesquels sont adoptés des règlement, ainsi que pour le respect des règles de l'orthographe
du néerlandais auquel est liée l'Union de la langue néerlandaise;
Ainsi, Nous, le Conseil d'État,
en consultation avec les États généraux, approuvons le présent décret:
Article 1er
La présente loi s'applique:
a. au Comité des ministres: l'institution visée à l'alinéa
a) de l'article 6 de la Convention du 9 septembre 1980 créant l'Union de la langue néerlandaise (Recueil des Traités 1980, 147);
b. Notre ministre: notre ministre de l'Éducation, de la Culture et des
Sciences.
Article 1a
La présente loi s'applique également aux organismes publics
de Bonaire,
de Sint Eustatius et de Saba.
Article 2
1) L'orthographe de la langue néerlandaise,
décidée par le Comité des
ministres, doit être respectée par les organismes gouvernementaux, les
établissements d'enseignement
public, ainsi que dans les examens pour lesquels une réglementation est
prévue.
2) Un organisme public visé au premier paragraphe
désigne:
a. une personne morale de droit public, ou
b. une autre personne ou un organisme d'autorité publique.
Article 3
1) Toute décision du Comité des
ministres relative à l'orthographe
de la langue néerlandaise est, aux fins de la présente loi, en vigueur le
deuxième jour après la date du Journal officiel dans lequel le ministre
a publié sa décision, à moins que notre ministre, compte tenu des intérêts de
l'éducation, décide d'une date ultérieure à l'entrée en vigueur de la
loi.
2) Notre ministre prend ses décisions en vertu du premier
paragraphe lorsque la loi est
immédiatement publiée dans le Journal officiel.
3) Si une décision,
telle que prévue au premier paragraphe, fait référence ou est reliée
aussi à une liste de mots, le ministre peut déroger aux dispositions du
second paragraphe en publiant la liste des mots. Cette liste doit
immédiatement être annoncée par le ministre
dans le Journal officiel.
Article 4
1) Au moment prévu de la mise en
vigueur de la présente loi, l'orthographe du néerlandais doit être
présentée tel que le Comité des ministres l'a décidé le
21 mars 1994, le 24 octobre 1994 et le 25 septembre 1995.
2) L'article 3 s'applique avec les
modifications nécessaires en tenant compte de la décision du Comité des
ministres relative à l'orthographe de la langue néerlandaise, en date du 25
septembre 1995, mais avant l'entrée en vigueur de la présente loi.
Article 5
La loi du 14 février 1947, fixant les règles
sur l'orthographe de
la langue néerlandaise (Staatsblad H52) est abrogée.
Article 6
La présente loi entre en vigueur le jour suivant la date de sa
publication dans le Journal officiel.
Article 7
La
présente loi peut être désignée comme la Loi sur l'orthographe.
Et Nous ordonnons
qu'elle soit publiée dans le Journal officiel et que tous les
ministères, autorités, organismes et agents concernés la mettent en
œuvre avec toute la diligence qu'il faudra.
Donnée à La Haye, le 15 septembre 2005.
BEATRIX Le ministre de l'Éducation, de la Culture et de la Science,
M.J.A.
van der Hoeven
Publié le 21 février 2006
Le ministre de la Justice,
J.P.H. Donner |
